Toen indertijd het boek Zij hebben lief, maar worden vervolgd van Henk Bakker verscheen, maakte dat grote indruk op me. Nu heeft hij opnieuw een indrukwekkend boek geschreven, ditmaal niet over de vroegste christenen, maar over hun Heer: over Jezus.
Twee dingen die mij het meest hebben geraakt en nieuwe inzichten hebben gegeven licht ik eruit. Het eerste is een methodische verhandeling die Bakker in het eerste deel geeft. Het eerste deel van het boek gaat over verschillende benaderingen in de christologie. Het is het meer theoretische deel, waarin hij ook aangeeft wat er gebeurt in processen van ontwikkeling van taal in relatie tot gebeurtenissen en ontmoetingen met mensen. Taal is een sociaal gebeuren en daarom altijd dynamisch. Bakker spitst dit uiteraard toe op datgene wat over Jezus wordt gezegd, en dat wordt in het tweede deel uitgewerkt. De ontmoeting met Jezus is een uitzonderlijke ervaring. Mensen zoeken naar woorden en gebeurtenissen uit het verleden om Hem te duiden. Ze zoeken naar begrippen die Hem het meest nabij komen, zoals Zoon van David. Hij is de verwachte koning, maar tegelijk gaat Hij de verwachting die dat concept aanduidt te boven. Als het op Jezus wordt toegepast krijgt het een nieuwe lading die verbonden is met zijn persoon. Begrippen zijn poreus en nemen nieuwe werkelijkheid in zich op.
Deze openheid van taal en titels geeft veel meer ruimte om Jezus te duiden dan de idee dat hoogheidstitels vastgelegde begrippen zijn die eenduidig op Jezus worden toegepast. Zo is het begrip Mensenzoon niet eenduidig vastgelegd vanuit Daniël 7 als de eschatologische rechter die in Gods naam optreedt, maar allerlei elementen spelen daarin mee. Dat is al in het gebruik voor Jezus komst het geval. Het kan een ‘mensenkind’, een ‘mensje’ zijn en het kan de verheven Rechter uit Daniël zijn. De lading die het begrip heeft in dit dynamische proces wordt in de toepassing daarvan op Jezus meegenomen en vervolgens verrijkt en herijkt door wie Hijzelf is. Hij is een ‘mensje’ en tegelijk degene die de wereld oordeelt en heel die spanningsboog wordt ingevuld door zijn eigen geschiedenis.
Dit dynamische karakter van de christologie heeft niet alleen betrekking op de taal. Het gaat ook over de werkelijkheid van Jezus zelf. Bakker geeft dat aan door het spreken over de Geest in relatie tot Christus. Christus is niet alleen de eenmalige verschijning van het Woord, de Logos, maar Hij is ook degene die door de Geest vervuld is en door de Geest gedreven wordt. Dynamiek en inhoud van zijn persoon zijn onlosmakelijk verweven. Deze dynamiek zet zich voort na zijn verrijzenis die ook in de kracht van de Geest is gebeurd.
Het tweede dat nieuwe perspectieven gaf was de concrete invulling van deze methode in het tweede deel van het boek. Dat deel gaat niet over christologieën van recente schrijvers maar over Jezus zelf, of beter over wat de evangelisten over Hem zeggen, de mensen die het dichtst bij Hem hebben gestaan, die Hem zelf hebben ontmoet of mensen hebben gehoord die met Hem waren opgetrokken. Zij zijn het die door de geschiedenis van Israël geijkte taal hebben toegepast op Jezus en in een delta van verschillende verwoordingen, die ook expressies zijn van verschillende aspecten die oplichten in hun eigen situatie en vanuit hun eigen voorgeschiedenis, zijn bijzondere persoon schetsen. Ze gebruiken de taal waarover ze kunnen beschikken, maar steeds weer gaat Jezus deze taal te boven. Hij is ‘Messias van de buitencategorie’.
Bij alle thema’s die Bakker bespreekt gaan teksten uit het Nieuwe Testament nieuw oplichten, of dat nu over de vos Herodes gaat of over de priesterkoning Melchizedek uit Genesis die de schrijver uit de Hebreeënbrief laat optreden om de bijzondere betekenis van Jezus aan te geven. Mag het eerste deel van het boek nog sterk theoretisch zijn, het tweede deel geeft zoveel nieuwe doorzichten in teksten van het Nieuwe Testament, met de focus op de evangeliën dat ik ieder kan aantraden dit vooral zelf te lezen. Daarvoor is het zelfs niet nodig om het eerste deel vooraf gelezen te hebben. De bespreking van teksten heeft al zijn eigen waarde.
Toch staan die niet los van het eerste deel, alsof dat wel gemist zou kunnen worden. In de concreetheid van de teksten blijkt dat deze staan in de Joodse traditie vanuit het Oude Testament en dat ze betrekking hebben op een concrete historische persoon: de Jood Jezus. Jezus is een mens op een concrete plaats en in een concrete tijd en Hij is dat als Jood. Dat is de rode draad die door het boek van Bakker loopt en zijn kritiek op theologen die hij in het eerste deel bespreekt is dat zij dat meestal uit het oog verliezen. Jezus wordt dan een abstractie. Hij krijgt een (half-)goddelijke status die geen recht doet aan zijn concrete menszijn. Jezus is een Joodse mens in de eerste eeuw en als zodanig is Hij Gods verschijning. Wat daarbovenuit gaat karakteriseert Bakker als ‘schijn’. Men moet over Jezus het hoogste zeggen wat mogelijk is, maar dat gaat altijd over de timmermanszoon uit Nazaret. Daarboven en daarbuiten is Hij niet. Daarom wijst Bakker de idee van de Logos asarkos af, de gedachte dat het eeuwige Woord als persoon al bestond voordat dit verscheen in Jezus.
Op dit punt zou ik de discussie met Bakker willen voortzetten die hij zelf al heeft ingezet. Bakker zegt dat Jezus Messias van de buitencategorie is. Gaat dit echter niet zo ver dat alles wat tot dan toe over de Messias was gedacht en gezegd wordt opgeblazen? Dat heeft Eduard Schweizer gezegd en Bakker beaamt dat. Bakker gaat daarin tot het uiterste. Als Jezus zegt: ‘Ik en de Vader zijn één’ dan verbindt hij dat met het sjema‘. Jezus is identiek met de Heilige Naam. Ik had zelf deze verbinding van Deuteronomium en Johannes 17 nog nooit gelegd en deze daagt me uit om verder over de betekenis van ‘een’ in Johannes 17 te denken, ook over de eenheid van de kerk, als consequentie van de eenheid van God in Jezus die Bakker zo radicaal aangeeft. Tot zover volgen Bakker en ik denk ik hetzelfde spoor. Maar dan komt mijn vraag: ‘Gaat God dan op in Israël?’ Gaat Hij Israël niet vooraf en niet te boven. Het Oude Testament kent een oergeschiedenis en Lukas laat de geslachtsregister van Jezus teruggaan op Adam. En als Jezus de Wijsheid genoemd wordt, dan komt daarmee de wijsheid die er was vóór alle tijden volgens Spreuken in gedachten. Deze heeft in Jezus een persoonlijk karakter gekregen waardoor Hij de wijsheid van de buiten-buiten-categorie is, de Eeuwige zelf, die het leven in zichzelf heeft. God is eerder dan Israël en God is groter dan Israël en dat is ook Jezus als de verschijning van God in Israël. Alleen heeft het God behaagd om zich definitief aan Israël te verbinden en te verschijnen als dit mensenkind Jezus. Op dit punt merk ik iets krampachtigs bij Bakker, iets van opgesloten zitten, alsof God is opgesloten en we de vrijheid verliezen die de verbondenheid met Jezus juist geeft. Ik begrijp de intenties van Bakker. Al te makkelijk is Jezus van Israël losgemaakt en al te makkelijk wordt Hij een docetisch ideaal, zonder de hardheid van de aardse realiteit. Dat onderschrijf ik ten volle. Maar ik zou willen doorpraten over wat het betekent dat heersers van deze wereld de HEER der heerlijkheid hebben gekruisigd. Is die Heer er niet eerder dan Israël? En wat betekent dat voor … ja, uiteindelijk voor alle aspecten van de theologie?
Ik nodig graag ieder uit om dit prachtige en uitdagende boek te lezen – en dan aan die discussie deel te nemen! En aan heel veel andere discussies waartoe dit boek uitnodigt.
-Bram van de Beek