Toen Henk Bakker mij voor het eerst vertelde van het project waaraan hij werkte, had hij het over een christologie. Dat boek ligt nu op tafel: een Nederlandstalige christologie. Maar bij het zien van de titel Jezus. Reconstructie en revisie dacht ik aanvankelijk dat Henk het over een andere boeg had gegooid. Dit idee werd versterkt door zijn eigen toelichting: “In mijn boek maak ik met behulp van de laatste inzichten een reconstructie van Jezus’ leven”. Henks boek biedt echter geen levensbeschrijving van Jezus aan de hand van de evangeliën, zoals Jakob van Bruggen gedaan heeft in Christus op aarde. Het focust op Jezus’ relatie met de tempel in Jeruzalem en probeert zijn uitspraken over de mensenzoon te begrijpen, evenals de duiding van zijn optreden als messias, knecht en zoon van God. Maar het is een christologie, waarvan ik het eerste gedeelte bij de systematische theologie en het tweede gedeelte bij de bijbelse theologie zou onderbrengen. Niet bij het Nieuwe Testament.
Is dat erg? Volstrekt niet. Henk Bakker schrijft met eruditie en maakt het veld van de christologie toegankelijk. Hij steekt in bij de historische Jezus en plaatst Hem zowel tegen de achtergrond van het Oude Testament als binnen de Joodse context van zijn tijd. Bovendien weet Henk zijn inzichten fraai te verwoorden. Zo lezen we over “een deltagebied aan Joodse verwachtingen”, over Paulus die in zijn Romeinenbrief met één oog naar Rome en met het andere naar Jeruzalem keek, en over Jezus die “als het ware het narratief van de mensenzoon binnenstapte”.
Op hoofdstuk 8: “Een Zoon van God” wil ik desgevraagd iets dieper ingaan. Henk Bakker laat zien hoe zoonschap en tempel (“het huis van mijn Vader”) met elkaar verbonden zijn. Jezus noemde zichzelf ‘de Zoon’ en door Paulus wordt Hij eveneens zo aangeduid. Dat gebeurt allemaal naar aanleiding van concrete gebeurtenissen en ervaringen. Verder wordt in dit hoofdstuk benadrukt dat het zoonschap samengaat met de ervaring van de Geest: bij Jezus’ geboorte, bij zijn doop en bij zijn opstanding. Ook in het licht van de hemelvaart en het naderende eschaton blijken Jezus en de Geest nauw met elkaar verbonden te zijn. Zo komt Henk Bakker uit bij een Geest-christologie.
De vraag rijst hoe de eerste christenen, Joods en monotheïstisch als ze waren, Jezus als God konden betitelen. In aansluiting bij o.a. Larry Hurtado en Richard Bauckham schrijft Henk Bakker treffend: “Vroege Joodse christenen konden niet meer over God spreken en nadenken zonder ook aan Jezus te denken. Door wat zij hadden meegemaakt en geloofden was hun totaalvisie op leven, dood en toekomst gaan schuiven en maakte Jezus onlosmakelijk deel uit van de verschuiving” (363).
Dat Jezus’ toehoorders bij “Ik en de Vader, Wij zijn één” (Joh. 10:30) aan het sjema hebben gedacht, zoals in dit boek gesuggereerd wordt, waag ik evenwel te betwijfelen. Ten eerste gebruikt het Grieks niet de mannelijke maar de neutrale vorm van het telwoord één. Je zou dus kunnen vertalen: ‘Wij zijn één geheel’. Ten tweede wijst de context een andere richting uit: Jezus en de Vader zijn één in de werken die zij doen en dat verdient erkenning onder de mensen.
Jammer vind ik dat de nieuwtestamentische teksten waarin Jezus expliciet God wordt genoemd grotendeels buiten beschouwing blijven. Op dit punt kan hoofdstuk 6 uit de recente Theologie van het Nieuwe Testament in twintig thema’s de nodige aanvulling bieden. De Joodse christenen waren ervan overtuigd dat Jezus niet alleen de Enige vertegenwoordigde maar ook met Hem op één lijn kon worden gesteld. Dit valt alleen te begrijpen als de historische Jezus zelf die pretentie had.
Ten slotte: ik wil Henk Bakker van harte feliciteren met zijn boek en stem graag in met de slotzin: “Opnieuw over Jezus nadenken en bronnen en praktijken op elkaar afstemmen helpt om nieuwe inzichten op te doen en nieuwe zekerheden te ontvangen”.
De reactie van dr. Rob van Houwelingen
Hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Kampen