Vervolgverhaal Juweel van de Nijl – Deel 2

AD 31

Hij stak het ruwe spoor over, op weg naar de lichtgroene rivier. De soldaten die hen volgden, voorzagen waarschijnlijk niet dat ze de Nijl zouden oversteken. Hun achtervolgers zouden verwachten dat hij doorreed naar de veiligheid van Egypte. Of naar het oosten, richting de handelaars die hem konden helpen de woestijn over de steken om de landen achter de Rode Zee te bereiken. Hij hoopte dat de nomadenmantels die ze hadden aangetrokken, samen met hun onverwachte koers, de soldaten op het verkeerde been zouden zetten, zodat ze de jacht opgaven. Misschien kwamen ze wel tot de conclusie dat zij niet de twee smoorverliefde weglopers waren die de toorn van een koningin hadden getrotseerd om samen te zijn. Hij dreef de kamelen harder op naar de rivier. De rijders achter hen liepen op hen in.
Toen ze dicht bij de oever van de rivier waren, maakten drie van de rijders zich los van de rest en zwenkten achter hen aan. Drie was beter dan acht. Drie kon hij misschien wel aan, al waren het soldaten van de kandakè zelf. Ze had tenminste geen Romeinse centurio’s achter hen aan gestuurd.

Hij dreef de kamelen op en merkte dat hun snelheid al begon af te nemen. Het gaf niet. Ze hoefden niet ver meer te gaan. Hij leidde ze naar een verlaten plek op de groene oever van de rivier en liet ze tot stilstand komen. Haastig hielp hij Gemina naar beneden en greep een van de zadeltassen, liet de andere op de kameel zitten. Hij waagde een blik over zijn schouder.

Zijn adem stokte toen hij in de verte de andere vijf rijders bij de herberg vandaan zag zwenken en in hun kielzog volgen. Ze moesten de herbergier hebben gesproken. Het was dus niet gelukt om het zwijgen van de man met een zilverstuk te kopen.
Al zijn hoop op een steelse ontsnapping werd in één klap verbrijzeld. 

‘Naar de boot!’ riep hij.

‘Maar mijn kleren zitten in de andere tas.’

‘Geen tijd, Gemina. Rennen!’


Juweel van de Nijl
Insert Custom HTML

Juweel van de Nijl - Tessa Afshar

Juweel van de Nijl van Tessa Afshar gaat over Chariline, die als wees wordt opgevoed aan de rand van de Nijl. Haar tante laat niet veel los over de tragische relatie van haar ouders, maar haar mooie donkere huid verraadt dat haar vader een Kushiet was. Als Chariline haar opa vlak voor zijn pensioen bezoekt, hoort ze toevallig dat haar vader nog in leven is en raakt ze geobsedeerd door het verlangen om te ontdekken wie hij is. Ondertussen heeft ze kennisgemaakt met de apostel Fillippus en zijn dochters. Via Filippus vaart ze als verstekeling op het schip van kapitein Theo mee naar Rome. Worden in Rome de raadsels rondom Charilines ouders opgelost?


Hij pakte haar hand en hielp haar over de biezen de dijk af. Water plaste in zijn leren sandalen en over zijn enkels. Hij verspilde kostbare ogenblikken aan het zoeken naar de skiff die hij onder grote palmbladeren had verborgen. Hij hielp Gemina erin, duwde de boot in dieper water en sprong achter haar erin.

‘Stop!’ bulderde een stem te dichtbij. ‘Stop of sterf!’

Hij greep de riemen van de bodem van de boot en begon uit alle macht te trekken. Een sissend geluid floot langs zijn oor, toen nog een.

‘Goden! Ze schieten pijlen op ons af!’ zei Gemina hijgend.

Hij duwde met één hand tegen haar hoofd tot ze met haar gezicht naar beneden op de papyrushalmen lag, terwijl hij met de andere uitzinnig bleef roeien. De skiff was te bescheiden om een hut te hebben waarin hij haar kon verbergen. Cusj was beroemd om zijn snelle boten van acaciahout, maar voor deze reis had hij verborgenheid nodig, geen luxe, en hij had besloten tot een eenvoudige Egyptische vissersskiff.

‘Blijf laag,’ zei hij toen er nog een pijl met ijzeren punt langs zijn hoofd vloog. Hij was er vrij zeker van dat de soldaten van de kandakè er niet op uit waren hen te doden. Zeker Gemina niet, tenminste. Hij trok harder aan de riemen, tegen de wind in die de kleine boot naar het zuiden wilde drijven.

Het voordeel van verborgenheid was hij kwijt. Maar hij had nog een paar slimme trucs achter de hand. Het zou de soldaten tijd kosten om een boot te bemachtigen waarmee ze hen konden achtervolgen. Hij had zijn skiff opzettelijk verstopt op een plek ver van vissersdorpen, waar boten makkelijk verkrijgbaar waren. En aan de andere kant van de rivier had hij zijn eigen Libische gids geregeld, een halve nomade die alle verborgen steegjes kende waarmee ze onopgemerkt Egypte binnen konden komen.

De Nijl spreidde zich hier breed uit en het kostte hem een lang gevecht tegen de stroom in om naar het midden van de rivier te komen. Maar het lukte hem om hen buiten bereik van de pijlen te houden. Een snelle blik over zijn schouder bewees dat er acht mannen op het strand van de oostoever stonden en hem nakeken; hun pijl-en-boog hing nu nutteloos aan hun arm. Zijn borst zwol van euforie om de overwinning.

‘Ze hebben het opgegeven,’ zei hij grinnikend tegen Gemina. ‘We zijn veilig.’

Maar de opluchting bleek van korte duur.

Hij keek weer om en fronste zijn wenkbrauwen. Waarom stonden de soldaten zo stil? Ze zouden druk op zoek moeten zijn naar een boot. Ze zouden hen wanhopig moeten achtervolgen. De kandakè accepteerde geen mislukking. Waarom stonden ze werkeloos te treuzelen bij de rivier? Hoopten ze dat hij simpelweg zou verdrinken? Een onheilspellend gevoel vulde zijn maag. De zaak stonk, erger dan de rivier. Speurend gleden zijn ogen over de papyrushalmen van de kleine skiff. Hadden ze zijn boot al eerder gevonden en beschadigd? De boot leek stevig genoeg. Als ze ergens een gat hadden geboord, zou het water nu toch al omhoog borrelen?

Hij zocht de westoever af, die dik begroeid was met dadelpalmen en vegetatie, en blies opgelucht uit toen hij een bekende magere gestalte zag.

‘Hij is er,’ zei hij tegen Gemina en ze draaide zich om.

De nomade zwaaide enthousiast naar hen; zijn arm leek net een wapperend vaandel.

Gemina glimlachte. ‘Hij lijkt aardig.’

‘Zijn moeder was een nomade. Ze zijn gesteld op Cusjieten.’

Hij duwde de knoop van onrust die in zijn buik woelde en draaide weg. Ze waren bijna vrij. Voordat de skiff de oever raakte, sprong hij eruit. Het water klotste rond zijn bovenbenen, zwarte modder zoog aan zijn voeten. De nomade kwam hem te hulp en samen trokken ze de boot op de oever.

‘Je hebt het gehaald,’ zei de magere man. Zijn glimlach onthulde twee rijen witte tanden.

‘Amper,’ zei hij, wijzend naar de rij soldaten die bewegingloos op de andere oever stonden.

‘Wat doen ze? Zorgen dat je niet terugkomt?’

‘Ik denk het.’ Hij hielp Gemina uit de boot en hees de zware zadeltas die al hun aardse goederen bevatte op zijn schouder.

‘Mooie skiff,’ zei de nomade.

‘Je mag hem hebben. We kunnen hem niet op onze rug meezeulen als we Egypte in reizen.’

‘Ik hoopte al dat je dat zou zeggen.’ Hun gids glimlachte en bukte om de boot met halmen te bedekken. Het volgende moment ontsnapte er een vreemd, gesmoord geluid aan zijn lippen, waarna het magere lijf zonder waarschuwing vooroverviel – languit in de ondiepten van de Nijl. Een lange speer met een ijzeren punt stak uit zijn rug.

Gemina gilde.

Hij draaide zich met een ruk om en reikte naar zijn zwaard. Twaalf gewapende soldaten stapten in een keurige, symmetrische rij uit de schaduwen van de palmbomen. De zon scheen op hun blote armen en leek hun vlees in ebbenhout te veranderen.


Dit zijn fragmenten uit het boek 'Juweel van de Nijl' geschreven door Tessa Afshar. Wilt u dit boek ook in uw boekenkast hebben?


Auteursinformatie

Tessa Afshar

Er zit een bijzonder verhaal verscholen achter de boeken van Tessa Afshar die je bij Kok Boekencentrum koopt, namelijk haar levensverhaal.

Tessa Afshar is geboren in Iran als aanhangster van de Islam, wat zo is gebleven tot haar veertiende levensjaar. Toen ze gedurende haar leven naar Amerika verhuisde, liet ze niet alleen haar thuis achter maar ook haar godsdienst. Tessa Afshar werd Christen en ging theologie studeren aan de Universiteit van Yale. Haar nieuwe geloof vond al snel een weg naar haar boeken en zo zijn de vele romans van Tessa Afshar met een Bijbelhistorisch thema ontstaan!


Meer boeken van Tessa Afshar

Insert Image