Was dit, in grove lijnen, het verhaal dat sociologiestudenten in de jaren zeventig kregen voorgeschoteld, een halve eeuw later ziet een inleidend college godsdienstsociologie er heel anders uit. Secularisatie is een term uit de geschiedenis van het vakgebied geworden, verwijzend naar klassiekers als Bryan Wilsons Religion in Secular Society (1966) en Peter Bergers The Sacred Canopy (1967) – nog altijd fascinerend leesvoer, maar allang geen studies meer die in het onderzoek een serieuze rol spelen. En dat geldt niet alleen voor secularisatie, maar ook (in mindere mate) voor modernisering, rationalisering en individualisering. Voor empirisch ingestelde sociologen, verzuchten Inger Furseth en Pål Repstad in een veelgebruikt handboek (2006), zijn zulke lineaire procesbegrippen veel te groot, te algemeen en, vooral, niet langer wetenschappelijk up-to-date. Daarom adviseren Furseth en Repstad hun lezers deze grand narratives met een fikse korrel zout te nemen. Hun hoofdstuk over secularisatie bestaat uit een overzicht van steekhoudende kritiek die er de afgelopen decennia tegen is ingebracht.
Is secularisatie een ‘storm’ of ‘vloedgolf’ die de kerk bedreigt? Nee, stelt Herman Paul in Shoppen in advent. Wie secularisatie in een beeld wil vangen, kan beter denken aan een gonzende winkelstraat in december. De mensen zijn er zo druk met hun kerstaankopen, dat ze nauwelijks acht slaan op het carillon in de stadhuistoren dat een oud Engels adventslied speelt. Het beeld drukt uit dat secularisatie draait om transformatie van het zelf.